Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8812

Datum uitspraak2003-11-26
Datum gepubliceerd2003-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303594/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij brief van 16 november 2001 heeft de burgemeester van Amsterdam (hierna: de burgemeester) aan appellante een waarschuwing gegeven wegens overtreding van punt 8 van de bij haar vergunning voor de exploitatie van een prostitutiebedrijf behorende voorschriften. Bij besluit van 6 maart 2002 heeft de burgemeester het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 23 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.


Uitspraak

200303594/1. Datum uitspraak: 26 november 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 23 april 2003 in het geding tussen: appellante en de burgemeester van Amsterdam. 1. Procesverloop Bij brief van 16 november 2001 heeft de burgemeester van Amsterdam (hierna: de burgemeester) aan appellante een waarschuwing gegeven wegens overtreding van punt 8 van de bij haar vergunning voor de exploitatie van een prostitutiebedrijf behorende voorschriften. Bij besluit van 6 maart 2002 heeft de burgemeester het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 23 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 3 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 juli 2003. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 12 augustus 2003 heeft de burgemeester van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. J.A. Tuinman, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. Buijs, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de brief van 16 november 2001 niet op rechtsgevolg is gericht en dat die brief derhalve niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. Appellante heeft in hoger beroep geen argumenten aangevoerd die een ander licht op de zaak werpen. 2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Van Tuyll van Serooskerken Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2003 290.